Interviews / written press
Typography
  • Smaller Small Medium Big Bigger
  • Default Helvetica Segoe Georgia Times
Van hun sokkel gevallen. De vaders zijn hun gezag kwijt. Interview met Marcel ten Hooven. De Groene Amsterdammer, Jaargang 136, no. 51/52, 20 december 2012, 12-15.

Er wordt niet meer opgekeken tegen Vadertje Tijd, Vadertje Staat, God de Vader en de pater familias. Dat is de winst van de emancipatie. Maar zonder dat vertrouwde gezag heeft zich ook een gevoel van verweesdheid van Nederland meester gemaakt, zeker nu het dictaat van de economie zozeer het sociale leven bepaalt.

Vadertje Tijd is van een wijze, bedachtzame man met gezag veranderd in een zenuwachtig opdondertje met ADHD. Ook bij het blad Radar+ is hollen het parool. Op de cover van het herfstnummer staat een lachende modelvrouw, met boven haar de kop: Nieuwe trend. Een tweede baan! Dat is óók een manier om de verminderde weerbaarheid van mensen tegen de krachten van de economie als een vrolijke vrije keuze te verpakken. De ironie is dat elders op de cover verhalen staan aangekondigd over de mogelijke gevolgen van een opgejaagd, gestresst bestaan, overigens zonder dat de redactie zelf dat verband legt. De kopjes melden de onderwerpen: Scheiden zonder schade voor de kids en Seks, doen jullie ‘t nog?

Vadertje Tijd is een van die metaforische vaders van wie het gezag in deze tijd wankelt. Dat lot heeft ook Vadertje Staat, God de Vader en de pater familias in meer of mindere mate getroffen. Ieder op zijn eigen manier gaven deze vaders vorm aan een sociale orde waarin een zekere stabiliteit en voorspelbaarheid heersten.

Vadertje Tijd deed dat letterlijk, door de cyclus van uren, dagen, maanden, jaren in het leven van mensen te introduceren en ook het besef dat elke dag maar 24 uur heeft. Vadertje Staat deed dat door een ieder voor de wet gelijk te maken en het recht als een objectiverende kracht in conflicten te hanteren. God de Vader droeg aan deze sociale orde bij door het besef van goed en kwaad te verbinden met een moraal van naastenliefde. De pater familias gaf stabiliteit aan het gezin en creëerde zo een veilige thuisbasis, van waaruit de buitenwereld met haar problemen, dilemma's, conflicten kon worden betreden.

De barre werkelijkheid achter deze ideaalbeelden is vaak een andere. Positief geduid is het dan ook een vorm van emancipatie dat deze vaders van hun sokkel zijn gevallen. Aan de andere kant is er ook iets verloren gegaan. De toestand van de moderne samenleving, waarin de sociale orde minder stabiel en voorspelbaar is, komt volgens socioloog Hans Boutellier neer op ‘complexiteit zonder richting’.

De directeur van het Verwey-Jonker Instituut munt die term in zijn boek De improvisatiemaatschappij, over de sociale ordening van een onbegrensde wereld. Burgers die gewend waren aan de oude gezagsstructuren ervaren de richtingloosheid volgens hem als chaotisch en onoverzichtelijk. De afwerende reactie heeft vele vormen. Politiek uit zij zich in de repressieve tendens in het justitiebeleid, de verschansing van Nederland tegen immigranten, de verminderde Europese gezindheid, nationalisme, xenofobie, de stoere schijnzekerheden van Geert Wilders. Maatschappelijk is de reactie zichtbaar in het gevoel dat Pim Fortuyn destijds onder woorden bracht in de titel van zijn boek De verweesde samenleving. De paradox is dat hoewel Vadertje staat zijn vanzelfsprekende gezag kwijt is, op hem meestal als eerste een beroep wordt gedaan om de onzekerheden van het bestaan weg te nemen. ‘We hebben behoefte aan leiders zonder dat we er zelf naar hoeven te luisteren’, zo vat Boutellier dat fenomeen in een oneliner samen.

Erica Meijers, medewerkster van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks en met Dick Pels auteur van het boek Vrijzinnig paternalisme, herkent in de verweesde samenleving de twee kanten van de medaille, zowel de emancipatoire als de vervreemdende. Meijers: ‘Mijn stelling zou zijn dat ik blij ben verweesd te zijn. We zijn dankzij de vrouwen-, homo- en arbeidersbeweging verlost van al die vaders, die grote, zware mannen, die je moest gehoorzamen alleen omdat zij het zeiden. Als je vóór zelfbeschikkingsrecht bent, kun je niet anders dan tégen betutteling zijn, of dat nu door je eigen vader, de staat of door God is. Theologisch zou ik niet van God afwillen, als persoonlijk voorbeeld van rechtvaardigheid en naastenliefde. Maar de mensen hebben Hem ook misbruikt voor allerlei vormen van machtsmisbruik, waarvan we nog altijd de gevolgen zien. Ook voor de staat geldt dat hij niet zo maar moet worden afgewezen. Integendeel, hij is nodig en doet goed, ook als richtinggever, mits zijn handelen is ingesnoerd in waarborgen voor de persoonlijke vrijheid van de burgers. Overal waar de macht van de staat ongebreideld is maakt hij er misbruik van. In het Zuid-Afrika van de Apartheid hielden de blanken vol dat de staat niet discrimineerde, maar als een vader voor de onmondige kinderen, de zwarten dus, zorgde. Tja…’

Aan de andere kant erkent Meijers dat de verweesde samenleving nieuwe problemen oproept. ‘Je ziet hoe moeilijk mensen het vinden om zonder dat vaderlijke gezag om te gaan met het pluralisme van de moderne samenleving. Ze zoeken daarom bescherming, bij de staat en helaas soms ook bij politici die krachtdadig optreden beloven tegen alles wat vreemd is. Maar met nationalisme en xenofobie raken we verder van huis. We moeten leren leven met die veelvormigheid, daaraan ontkomen we niet. Dat vereist dat we soms tolerantie zullen moeten opbrengen voor gedragingen en opvattingen die we eigenlijk onverdraaglijk vinden. Het zal nog niet zo eenvoudig zijn daar een maatschappelijke en politieke vorm voor te vinden.’

Volgens de Rotterdamse filosoof Jos de Mul kan het overbekende verhaal van Friedrich Nietzsche over de dwaas die de dood van God aankondigt behulpzaam zijn bij de duiding van de verweesde samenleving. In de Rotterdamlezing, op de tiende sterfdag van Fortuyn, sprak De Mul daar eerder dit jaar over. Hij licht toe: ‘Al in negentiende eeuw was het idee dat God dood is niet vreemd of nieuw. De dwaas die in Nietzsches De vrolijke wetenschap met een lantaarn over de markt God loopt te zoeken en roept: ’’God is dood, God is dood!’’ wordt niet met ontzetting aangehoord. Hij wordt juist uitgelachen en bespot: vertel eens iets nieuws! Nietzsche confronteert de lachers – zijn tijdgenoten – met de vergaande implicaties van Gods dood die zij nog nauwelijks beseffen. Eigenlijk is dit verhaal Nietzsche’s analyse van het nihilisme. Hij zegt dat alles wat door de eeuwen heen tegen het beeld van Gods is aangebouwd ten onder zal gaan. Daarmee heeft hij het oog op alle autoriteit, ook die van de waarheid, de schoonheid en het goede. Je kunt de analyse van Nietzsche goed vergelijken met wat François Lyotard later het einde van de grote verhalen noemde. Dat is eigenlijk een eigentijdse vertaling van Nietzsches analyse. De samenleving raakt verweesd doordat de grote verhalen van het christendom en de politieke ideologieën – communisme, fascisme en sinds de economische crisis van de afgelopen jaren in toenemende mate ook het neoliberalisme - hun zeggingskracht verliezen. Die desintegratie zal zich volgens Nietzsche langzamerhand, gedurende langere tijd voltrekken. Dát is wat we nu zien gebeuren.’

Zonder uitzondering hebben de instituties die de waarden van het ware, het schone en het goede belichamen volgens De Mul aan gezag ingeboet. ‘De wetenschap is niet meer de vanzelfsprekende hoeder van de waarheid, de kerken niet meer van het goede, de kunsten niet meer van het schone. In de wetenschap staat de autoriteit van de waarheid zwaar onder druk. Veeleer dan een incident is de affaire met Diederik Stapel daarvan een symptoom. Het rapport van de commissie Levelt over Stapel zet de hele sociale psychologie weg als 'slodderwetenschap'. Dit gaat veel verder dan de ontmaskering van die ene, megalomane persoon, het draagt bij aan het slinkende vertrouwen in ‘de wetenschap’. Ook in de klimaatdiscussie wordt de autoriteit van de wetenschap ondergraven. Hoewel onder wetenschappers een vrijwel volledige consensus bestaat over de opwarming van de aarde, beweren allerlei groeperingen dat dit verschijnsel maar een mening is. Om maar te zwijgen over de autoriteit die de institutie kerk nog heeft, als verkondiger van het goede. De mensen verzetten zich eerst met de voeten tegen de kerk. Ze gingen gewoon niet meer. Nu, zeker na al die seksuele schandalen in de rooms-katholieke kerk, wordt het verzet krachtiger en actiever. Sluit die kerken!’

Ook van het gezag van de kunsten als de institutie van het schone is niet veel meer over. De Mul: ‘De afbraak van de idee van het schone begon in de negentiende eeuw, met de niet-meer-schone kunsten.

In de Romantiek wordt het idee van het schone verdrongen door dat van het sublieme. Het sublieme is een nogal ambigue ervaring. Immanuel Kant vatte het sublieme (Erhabene), net als het schone, nog wel op als als een esthetische categorie. Kijk naar de nachtelijke sterrenhemel of naar dat mooie schilderij Monnik aan zee van Caspar David Friedrich in de Alte Nationalgalerie in Berlijn, en je ervaart op veilige afstand iets van de oneindige uitgestrektheid van het heelal en het geweld van de natuurkrachten. Waar het schone ons een aangenaam gevoel geeft, als een teken dat de wereld in orde is en het leven zo slecht nog niet, daar roept het sublieme ook onlust op, omdat het onze verbeeldingskracht te boven gaat en onze illusie van die harmonie verstoort. Friedrich Schiller zet nog een verdere stap op de lader van het unheimliche, door te stellen dat je het sublieme pas echt ervaart, wanneer je daadwerkelijk ten ondergaat aan de sublieme krachten die werkzaam zijn in de natuur en cultuur. ‘Groß kann man sich im Glück, erhaben nur im Unglück zeigen’. Met de komst van het sublieme in de kunst maakte het harmonieuze beeld dat alles goed zal komen plaats voor iets duisters, bedreigends. De kunst was sindsdien definitief geen belofte van het schone meer.’

De Mul spreekt tegen dat mensen immoreel zijn geworden. De massale verontwaardiging over zinloos geweld, zoals recent over de doodslag op grensrechter Richard Nieuwenhuizen, laat dat zien. Niet zozeer het moreel besef ontbreekt, als wel een stimulans waardoor mensen dat besef uit zichzelf in daden omzetten. Het geloof in de grote verhalen over goed en kwaad fungeerde destijds als zo’n drijfveer.

De Mul: ‘Wie gelooft in zo’n groot verhaal probeert er ook zoveel mogelijk naar te handelen. Met het wegvallen van dat geloof is ook die stok achter de deur weggehaald. Neem de milieuproblematiek. Als mensen geloven in de wetenschappelijke waarheid dat ze de aarde naar z’n mallemoer helpen met hun weinig milieubewuste gedrag, zijn ze best bereid zich aan te passen, vaker de fiets te nemen of zonnecollectoren op hun dak te plaatsen. Maar als de stemming ontstaat dat de wetenschappers slechts een mening verkondigen, gooien ze tank gewoon nog een keer vol. Een vergelijkbaar verhaal is te vertellen over de Tien Geboden. De geest is gewillig, het vlees zwak, zei Jezus al tegen Petrus. Mensen willen het goede en zullen dat in de meeste gevallen ook doen, maar hebben vaak wel een een zetje in de rug nodig.’

Door de verminderde geldingskracht van de oude morele bronnen moet dat zetje nu vooral van de staat komen. Bij gebrek aan gezag wendt hij daartoe steeds vaker zijn macht aan, in de vorm van een uitdijende hoeveelheid regels, repressiemaatregelen, controles. De nieuwsgierigheid van de Nederlandse staat naar de burgers is groot. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid lijdt de overheid aan ‘verzamelwoede’ in het vergaren en opslaan van privégegevens van burgers, om hen beter in het oog te kunnen houden. ‘Argumenten om meer informatie te verzamelen zijn sneller gevonden dan argumenten om de nieuwsgierigheid in te perken’, schreef de WRR in het rapport iOverheid. Zeker wanneer burgers vragen om meer veiligheid zal de staat ertoe neigen hen nauwlettender in het oog te houden, met als gevolg dat Vadertje staat de burgers dicht op de lippen kan zitten.

Het gezag in de samenleving lijkt nu vooral bij de economie te liggen, in de gedaante van het neoliberalisme. Zowel De Mul als Meijers wijst daarop. Ze beoordelen deze bron van gezag ook beiden als amoreel. Meijers: ‘De financiële mannen hebben nog steeds macht en ook wel gezag, al zijn de mensen zich sinds de bankencrisis meer bewust van het vastlopen van oude systemen. De toplieden van het bedrijfsleven heten de ruggengraat van de samenleving te zijn. Het legt nog steeds gewicht in de schaal als de topman van Philips wat zegt. Die invloed is groot.’

De GroenLinks-medewerkster signaleert dat het marktdenken, het bedrijfsmatige denken en ook de vocabulaire van de economie ons dagelijks leven hebben doortrokken. ‘Iedereen praat in termen van management, doelmatigheid, rendement. Die woorden zijn vanzelfsprekend geworden en geven vorm aan ons denken. Dat is zorgwekkend want het zijn amorele woorden, net zo amoreel als de financiële wereld zelf. Het doel van de kapitalistische economie is burgers zo ver te krijgen dat ze zoveel mogelijk consumeren. De mammon heeft gewoon gezegevierd, zelfs over Vadertje Tijd. In een samenleving waarin de economie de consumenten opjut, hebben ze liever geen burgers die de tijd hebben om zich af te vragen of ze wel mee willen hollen in die ratrace. Dus stil de tijd! Dat ben ik helemaal met filosofe Joke Hermsen eens. Ik zou het wel prettig vinden als Vadertje Tijd weer tot rust komt.’

Rechtsfilosofe Dorien Pessers, hoogleraar aan de VU en de Universiteit van Amsterdam, stemt hartgrondig met deze analyse in. ‘We zijn nogal verarmd. Iedereen moet werken, vrouwen en mannen, vaders en moeders. Dat is een keiharde economische eis, zeker nu, in crisistijd. We zijn gewoon in het pak genaaid. Wilden wij, vrouwen, dit nu echt toen we streden voor meer rechten, zelfontplooiing, zelfbeschikking? Toen hadden we nog het ideaal van een baan van hoogstens 25 uur per uur, om de tijd te houden voor alles wat óók van belang is voor zelfontplooiing. In plaats daarvan werken we harder dan ooit. Hadden de feministen nog de ambitie om een betere wereld te scheppen, nu verwordt de vrouwenemancipatie tot een ondoordachte aanpassing aan mannelijke rollen. Ook om zeven uur op en in een volle trein naar je werk.’

Het werk heeft het primaat van het privéleven overgenomen, aldus Pessers. ‘Allemaal in het gareel, permanent beschikbaar, flexibel. We dreigen gewoon te worden afgericht. De pater familias is daarmee ook voor een deel zijn gezag, zijn waardigheid kwijt, die zo essentieel is voor de mate waarin hij een opvoeder kan zijn. Het kost hem moeite thuis de autonome burger te zijn die de buitenwereld met al haar problemen, dilemma's, conflicten in huis brengt, zijn kinderen deelgenoot maakt van die ervaringen en hun leert ermee om te gaan.’

De Mul kent geen doeltreffender verbeelding van de amoraliteit van de kapitalistische economie dan de romans van Michel Houellebecq. ‘Het zou me niet verbazen als zijn boeken dáárdoor ook zoveel weerzin opwekken. Houellebecq is een moderne tragicus, en achter zijn niets ontziende nihilisme ligt een humanisme verscholen. Hij laat zien dat waar de markt heerst, geen moraal kan zijn en hij trekt die waarneming tot in zijn uiterste consequenties door. De nihilistische toonzetting roept veel verzet op. In zijn roman Platform, dat handelt over een holidayresort voor seks, stelt dat er in het rijke Westen veel geile mannen zijn, dat vrouwen in derdewereldlanden geld nodig hebben, en dat dit dus voor de markt dus een perfecte match is. Alles heeft zijn prijs, ook seks, en dat maakt de markt voorradig zolang er maar betaald wordt. Er is geen moraal die daar tegenwicht aan biedt. Pedofilie? Waarom niet, als er een markt voor is? Door die ijzeren consequentie in de redenering stuit het werk van Houellebecq veel mensen tegen de borst. Ieder boek van hem roept een schandaal op, hoewel hij in feite niets anders doet dan de naakte waarheid van de markteconomie beschrijven zonder het ideologische sausje. Daarmee levert hij zinnig commentaar op het morele babbeltje dat je wel hoort rond het neoliberalisme.’

Hoe kan de tegenbeweging vorm krijgen? Boutellier, Meijers, De Mul en Pessers redeneren allen op vergelijkbare wijze. De logische methode om de samenleving van haar gevoel van verweesdheid te bevrijden is haar meer zeggenschap over zichzelf te geven.

Boutellier hanteert de metafoor van het jazzorkest om een maatschappij op haar best te beschrijven. Jazz laat de muzikanten vrij om te improviseren, zonder dat de muziek als een wanorde klinkt. Dat komt doordat iedereen in het orkest zijn eigen rol kent, het vertrouwen in zijn kennis, ervaring en vaardigheden geniet en op de hoogte is van de traditie waarin de muziek staat. Een lichte vorm van leiderschap van de orkestleider volstaat om de harmonie tot stand te brengen. Dat biedt vrijheid voor improvisatie, experiment en creativiteit. Foutjes zijn niet erg, integendeel, anders neemt niemand meer het initiatief. Onderling vertrouwen en de bereidheid elkaar de ruimte te bieden zijn volgens Boutellier dus het geheim van een goed jazzorkest, evenzeer als dat van een goede samenleving.

Meijers kan zich in dit beeld vinden. ‘Hier had Fortuyn met zijn pleidooi voor kleinschaligheid het grootste gelijk van de wereld. Hoe minder de overheid zich met ons bemoeit, hoe beter het is. Dat moet het principe zijn. Het politieke denken is steeds meer in het licht komen te staan van de tweedeling tussen de overheid aan de ene kant en de privésfeer aan de andere. Ondertussen is er ook nog dat grote maatschappelijk middenveld, het gemeenschappelijke gebied waarop de burgers zelf initiatieven nemen. Do it yourself. Er zijn zoveel initiatieven van mensen om meer zeggenschap over hun leven te krijgen, groot en klein. Van stadslandbouw en de plaatsing van zonnecollectoren op jouw dak en dat van je buren, tot gezamenlijke waarborgfondsjes van zzp’ers om elkaar te dekken tegen de kosten van arbeidsongeschiktheid. Heel veel kleine initiatieven, steeds meer. Ze vallen misschien nog niet zo op, juist doordat ze klein zijn, maar het gezamenlijke gewicht van al die alternatieven wordt steeds groter.’

Dat de overheid zich moet matigen in haar greep op de maatschappij betekent volgens Meijers niet dat zij zich volledig moet terugtrekken. Integendeel, zij heeft een cruciale taak in de bescherming van het particulier initiatief. Juist deze taak veronachtzaamt zij, meent Meijers.

‘De overheid kan voor de maatschappelijke initiatieven de voorwaarden scheppen om te overleven. Nu gebeurt dat niet. Het is goed als zzp’ers het Broodfonds oprichten om elkaar bij arbeidsongeschiktheid te helpen, maar dat mag voor de staat geen alibi zijn de beschermende hand van burgers af te trekken. De overheid zou juist juridische pakketten moeten ontwikkelen om dat soort fondsen te ondersteunen en vergelijkbare initiatieven te stimuleren. Nu schuift zij die taak van zich af met de dooddoener dat het hier om de eigen verantwoordelijkheid van burgers gaat. Zoek het maar uit, alle risico's worden op u afgewenteld, wij zijn er als overheid niet, al bent u wel verplicht u tegen arbeidsongeschiktheid te verzekeren. Wee uw gebeente als u dat niet doet! Ik ben het eens met sociologe Evelien Tonkens dat al dat gepraat over eigen verantwoordelijkheid een soort double-talk is. Hoewel er de suggestie van meer vrijheid in zit, loopt de overheid tegelijkertijd weg voor haar verantwoordelijkheid om de vrijheid te waarborgen van burgers die zonder steuntje in de rug tussen wal en schip raken. Zo ontstaat dat gevoel van verweesdheid. Potdomme, er is niemand meer die even naar me omkijkt.’

In filosofische zin is het voor de tegenbeweging van belang dat Europa de tragische traditie in zijn cultuur niet uit het oog verliest, zegt De Mul. De kerngedachte van die traditie is dat het leven soms onherroepelijk neerkomt op een keuze tussen twee kwaden. Op dat bewustzijn is de notie gegrond dat de overheid soms moet inspringen om mensen overeind te houden.

De Mul licht toe: ‘In 2003 sprak de Britse filosoof George Steiner voor het Nexus Instituut een lezing over Europa uit. Met dat betoog is iets vreemds aan de hand. Zijn stelling is dat de Europese cultuur rust op twee pilaren, de judeo-christelijke traditie en de rationele uit de Griekse oudheid. Op Jeruzalem en Athene, zeg maar. Dat is bijna een banaal beeld geworden, zo vaak is het al geschetst. Onwaar is het niet, wel incompleet. Als dit beeld Europa definieert, is Amerika veel Europeser dan Europa. In Amerika zijn acht op de tien mensen belijdend gelovig, Europa is volledig geseculariseerd. Dus ’’Jeruzalem’’ leeft in de VS nog. Dat geldt ook voor ’’Athene’’. De technische rationaliteit beheerst Amerika veel sterker dan Europa, ook in de politieke sfeer. Zelfs in zo’n totaal complexe situatie als in Irak dachten de Amerikanen het wel even te kunnen fixen. In Europa waren we toch verbijsterd over de naïviteit waarmee de Amerikanen naar Irak gingen: We’re going to bring democracy. Alsof iedereen daar zou staan te juichen als ze met hun superieure macht en hun democratische model zouden binnentrekken.’

 Volgens De Mul heeft Steiner dan ook niet het hele verhaal over Europa verteld. ‘Mijn punt is dat er nog een derde pijler onder Europa staat en dat is de tragedie, meer precies de tragische intuïtie. Ook die heeft zijn fundament in Athene, niet dat van Aristoteles, Plato en Socrates maar het Athene van de Griekse tragediespelen. Hun basisthema is dat het noodlot iedereen diep kan treffen, zelfs een koning. Tragedies gaan vaak over onoplosbare conflicten. Je kunt nog zo je best doen, er zijn toch situaties waarin dat allemaal niets helpt. Nota bene Steiner zelf zegt in zijn boek over de tragedie: ‘Tragedies end badly’. Een moderne versie is Sophies choice, waarin een sadistische nazi-arts in een concentratiekamp Sophie laat kiezen wie van haar twee kinderen de gaskamer ingaat en wie mag overleven. Het zou al onverdraaglijk zijn als hij een of beide kinderen had weggenomen, maar nog erger was dat zij moest kiezen. Bij de Griekse tragedies gaat het dus om situaties waarin we niet anders kunnen dan kiezen tussen twee kwaden. Dat gebeurt soms gewoon, aan dat noodlot kunnen we niet ontsnappen. In de Europese cultuurwording heeft dit tragische besef zich ontwikkeld tot mededogen met de medemens, tot een gevoel van lotsverbondenheid. Dat besef, die tragische sensibiliteit is neergeslagen in Europese instituties als de verzorgingsstaat. Jou kan het noodlot overkomen en wij zijn solidair. Dat zit erg diep.’

Nederland kan aan dit besef en zijn implicaties voor het overheidshandelen veel hebben als wapen tegen de verweesde samenleving, concludeert De Mul. ‘Het lullige is dat terwijl de VS onder Obama iets meer richting het Europese model gaan, Europa en zeker Nederland naar de VS tenderen. Nederland is het bruggenhoofd naar de Angelsaksische wereld. Zo zien ze ons vaak in Europa. En ze hebben gelijk. Nederland volgt op een slaafse manier het Amerikaanse model en dat is niet goed voor ons land. Daardoor is het neoliberalisme als het laatste grote verhaal overgebleven, en ook dat begint inmiddels erosie te vertonen. Vind je het gek dat mensen zich dan verweesd gaan voelen?’

News

This website is currently under (re)construction

Books by Jos de Mul

Search this website

Contact information