Interviews / written press
Typography
  • Smaller Small Medium Big Bigger
  • Default Helvetica Segoe Georgia Times
Jan van Oers. Schipperen tussen enthousiasme en ironie. In gesprek met Jos de Mul. Schoolbestuur. Nummer 2, Maart 2013.

De pater familias wordt van oudsher geassocieerd met waardigheid en gezag. Geldt dat ook nog in onze tijd? Voor ons als geëmancipeerde burgers! Kijken wij nog met bewondering op naar onze gezagsdragers? In de pedagogische literatuur wordt ‘leiding geven’ (Führen) als een wezenlijke categorie beschouwd naast het ‘groeien’ en ‘laten groeien’ (Wachsenlassen). Als je van een kind verwacht dat het slaagt in het leven moet je hem niet alleen liefdevol en vol verwachting tegemoet treden maar hem op gezette momenten ook aanspreken en streng zijn. Met zo’n uitspraak hebben wij moeite. Wijst dat op een mogelijk gezagsvacuüm? Pim Fortuyn sprak destijds over De verweesde samenleving. Om het probleem van dit vacuüm verder te doordenken spreken we met professor dr. Jos de Mul, hoogleraar filosofie van mens en cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Jeugdland

Het gesprek start met een opmerking over Jeugdland. De titel die Dasberg in de jaren 70 aan haar boek gaf en waarmee zij duidelijk maakte dat kinderen opgroeiden in een eigen wereld, geïsoleerd van het volle leven. Is dit beeld nog herkenbaar? De Mul: ‘Daar is wel wat veranderd. Kijk alleen maar eens naar de informatietechnologie. Kleinhouden valt niet erg mee in een wereld die snel verandert. De jeugd past zich gemakkelijker en sneller aan dan ouderen. Dat draait de gezagsverhoudingen om, niet alleen bij informatietechnologie. En wat te denken van de nieuwe Nederlanders. Ouders die vaak een slechte beheersing van het Nederlands hebben en voor het lezen van een brief zijn aangewezen op hun kind. Dat doet wat met hun onderlinge verhoudingen.’

Oervader

Had Fortuyn destijds met De verweesde samenleving een cruciaal punt te pakken? De Mul vindt van wel, hij heeft het boek als leidraad gebruikt voor zijn Rotterdam lezing vorig jaar. Er zijn inderdaad problemen rond gezag en autoriteit in onze samenleving en het populisme is daar een gevolg van. ‘Fortuyn zelf wilde een nieuwe vader worden.’ N.a.v. dit boek, dat hij ook een gevaarlijk boek noemt, komt De Mul op Freud en zijn beschrijving van de oertoestand. De Mul: ‘Deze natuurtoestand is er een van volslagen wetteloosheid. De oervader kent alle privileges en de rest is aan hem onderworpen. Deze cyclus van eindeloos geweld wordt doorbroken wanneer de broers samenspannen tegen de oervader en hem afzetten en de privileges delen.’ Daarmee treedt een nieuwe fase in, die van cultuurwording waarbij twee basisprincipes (taboes) van kracht zijn: het incestverbod en het verbod om clanleden te doden. De Mul: ‘Het doden van de oervader roept een ambivalente houding op. Enerzijds die van schuldgevoel, anderzijds die van bewondering voor zijn gezag.’ Het populisme wil eigenlijk terug naar die oertoestand, met alle macht aan de leider.

De Mul vervolgt zijn betoog en heeft het over de leider die de volkswil belichaamt en wijst dan op Rousseau die in het Contrat Social de volonté generale wilde regelen. Maar waar staat die volkswil voor? Toch niet voor de wil van allen of die van de meerderheid! Hij wijst op de Franse filosoof Lefort die het heeft over ‘de lege plaats van de macht’ als de essentie van democratie. Na elke vier jaar zijn er weer verkiezingen waardoor je niet alle macht naar je toe kunt trekken. De Mul benadrukt nogmaals het gevaarlijke appel dat uitgaat van populistische theorieën: de behoefte aan een autoritaire figuur om zo een gezagsvacuüm te voorkomen.

Vallende autoriteiten

Religie deed van oudsher dienst als ideologie die de plaats van de vader in de opvoeding legitimeerde. ‘De vader als plaatsvervanger van God.’ De Mul haalt Nietszsche aan met het verhaal van de dwaas die op zoek is naar God. Iedereen lacht hem uit. God is dood. De Mul: ‘Niet alleen God is dood maar alles wat daar tegenaan gebouwd is ook. De dood van God is de eerste slag in de ondermijning van autoriteit.’ Hij verwijst naar Lyotard met zijn einde van de grote verhalen. Langzamerhand vallen al die ersatzgoden om, zoals moraal, wetenschap, kunsten, kerk. Dat is wat we nu zien gebeuren. Fortuyn gaf een diagnose van die crisis. De Mul: ‘Het is de winst van cultuurwording dat de absolute macht wordt doorbroken. Maar hoe moeten we nu onze samenleving in dit gezagsvacuüm inrichten?’ De grote verhalen herstellen?

Overlevingsstrategieën

Hoe te overleven in dit vacuüm? Een voor de hand liggende strategie is die van de weg terug. Dit is volgens Lefort en ook De Mul een onmogelijke weg. Kijk maar naar de kerk en de wetenschap! Een tweede strategie betekent dat we ons schikken in die leegte door ermee te leren leven. Een soort passief nihilisme. De Mul wijst op allerlei antiautoritaire bewegingen uit de jaren zestig/ zeventig. Ook deze strategie heeft het niet gehaald. Er is nog een derde strategie met behulp waarvan we kunnen proberen andere vormen van autoriteit te ontwikkelen. Tussen ‘absolute autoriteit’ en ‘geen autoriteit’ in. Maar hoe moet je dat denken? De Mul: ‘We hebben behoefte aan kleine verhalen, exempels, voor richting aan ons leven. We kunnen immers niet zelf alles uitvinden, onze tijd is beperkt. We zijn aangewezen op regels en tradities.’ Hij slaat dan een onverwachte weg in en steekt een lofzang af op het polytheïsme: ‘Dat God dood is betekent niet dat er geen goden meer zijn. Polytheïsme vergroot de menselijke vrijheid. Van één God, één waarheid, één moraal word je slachtoffer. Zijn er meer dan is je speelveld groter’. Een pluralistische democratie is te beschouwen als de seculiere voortzetting van het polytheïsme. Meerdere verhalen en meerdere waarheden! ‘Waar het op aan komt is dat je leert daar goed tussen te schipperen. Het is het vinden van een balans.’

Mensbeeld

We komen terug bij de opvoeding en spreken over de mens in relatie tot plant en dier. De Mul doet dit aan de hand van de filosoof en bioloog Helmuth Plessner: ‘De verschillende typen levende wezens onderscheiden zich van elkaar in de verhouding tot hun grens. De plant leeft; het dier leeft en beleeft zijn lichaam; de mens leeft, beleeft z’n lichaam en beleeft ook z’n beleven’. Door onze excentriciteit zijn we in tegenstelling tot het dier niet af. Er is een ruimte waarin we ons nog zelf moeten realiseren, door nieuwe dingen te leren. We zijn van nature kunstmatig en daarom aangewezen op cultuuroverdracht en dus op Führen. Zonder Führen kan die verscheidenheid aan levensvormen nooit gerealiseerd worden! Het is beide: Wachsenlassen (het puberbrein) en Führen. Plessner beoordeelt de menselijke levensvorm als ambigue. De Mul: ‘In onze excentriciteit ligt onze grootsheid: onze mogelijkheden zijn bijna onbegrensd. Maar tegelijkertijd is dat ook onze grootste misère. Wij zijn daardoor ook existentieel thuisloos en dat maakt ons ook tot verlangende wezens, we moeten altijd doorgaan, we kennen nooit de ultieme vervulling.’ We zijn een dubbel wezen: centrisch, met de behoefte aan een thuis en excentrisch: we moeten ons thuis steeds maken. De Mul: ‘We kunnen niet in volstrekte openheid leven maar al te begrensd is ook niet goed. Waar het op aan komt is het vinden van een balans tussen openheid en begrensdheid.’

De Mul sluit zijn boeiende en levendige betoog af met de volgende slotopmerking: ‘Je zou die balans kunnen vergelijken met de eeuwige oscillatie tussen enthousiasme en ironie van de romantiek. De romanticus wil het absolute bereiken, in alles, maar beseft dat dit niet gegeven is en ironiseert daarom zijn verlangen’.

News

This website is currently under (re)construction

Books by Jos de Mul

Search this website

Contact information