Renë Moerland. Wordt de vrije wil een illusie? Interview met Jos de Mul, Hans Schnitzler, en Peter-Paul Verbeek. NRC Handelsblad, 19 december 2015, p.
Politici gaan stilzwijgend nog steeds uit van de mens die zichzelf kan ontplooien. Technologie ondermijnt dat idee en verandert ons leven radicaal. Politici zien dat te weinig.
llustratie Tomas Schats
Dit verhaal begint aan de rand van een zwembad op vakantie. Een beetje vrij denken, fantaseren. Niet op de e-reader. Ik tel geen pagina’s, streep niets aan, ben niet efficiënt. Als ik vanaf een steile helling zee zie, als mijn Belgisch-Burundese gastvrouw kip colombo maakt, terwijl haar terras wind en schaduw biedt: dan besta ik. Even weg van de apparaten, ver van mijn technotoop.
Ik las over Den Haag. Over de moeizame relatie tussen politici en journalisten, het compromissenspel, de gepijnigde polder. En over wat politici willen. Nog altijd: het goede voor de mens. Vrijheid en veiligheid, en soms hulp voor mensen die het moeilijk hebben. Het verlichtingsstreven naar ontplooiing van de mens in de samenleving was kennelijk springlevend. Onze politici: prima humanisten!
Sfeerverstoorder in mijn vakantiestapeltje was een keurig conservatieve Duitse journalist. Frank Schirrmacher, tot zijn dood in 2014 uitgever bij de Frankfurter Allgemeine, schreef zijn pamflet Ego. Das Spiel des Lebens in 2013. Hij dacht dat ons vertrouwde ‘ik’ was opgelost in een „monstereconomie” die via algoritmes en machines uitrekent wat goed voor ons is – en zo „aan de lopende band egoïsme produceert”. Bedenk maar eens wie je bent als er beslissingen over je genomen moeten worden bij paspoortcontrole, in je carrière of over je kredietwaardigheid: je bestaat louter uit nuttige data die alles over je zeggen – en die vermarkt kunnen worden. „De Egoïsme-machines spelen het grote spel allang zonder mensen”, schreef Schirrmacher. „De verliezers staan van tevoren vast: wij allemaal.”
Terwijl we lagen te zonnen, helemaal uit vrije wil, klaar voor een duik in het zwembad, werden we afgeschaft!
Verlichting
Het afgelopen jaar zette NRC een aantal ‘Grote Vragen’ op een rij waarop politici een antwoord moeten vinden om de komende jaren ‘goede politiek’ te bedrijven. Schirrmachers prikkelende pamflet raakt aan zo’n vraag. Is het karakter van de mens als wezen met een vrije wil houdbaar, nu een technologische revolutie bezig is de grenzen en regels van ons bestaan ingrijpend te veranderen? En wat moeten politici daarmee doen?
Geen politicus zal weliswaar ons einde als soort wensen, laat staan nastreven. Maar biedt dat voldoende garantie om meester te blijven over ons bestaan?
De meeste partijen gaan in naam nog altijd uit van een mensbeeld dat terugvoert op de Verlichting: de autonome, zich ontplooiende mens. Maar in de praktijk gaan de meeste politieke debatten niet over mensen, maar over beleid, en de vraag of dat efficiënt, modern, duurzaam, gemakkelijk, waterdicht, fraudebestendig en kostenefficiënt is. De onberekenbare mens is in het politieke debat juist eerder een stoorzender dan een bestemming: hij wordt begeerd als kiezer, maar is ook een gevaar dat in toom gehouden moet worden (fraudeurs, criminelen, radicaliserende jongeren, schoolverlaters). En als we niet crimineel zijn of kunnen worden, moeten we wel door slimme sturing (nudging) tot goed gedrag worden bewogen: een gezonde leefstijl, verstandig financieel plannen, energiezuinig leven en nuttig bijdragen aan de economie.
Technologie houdt een belofte in om die doelen beter, sneller, efficiënter te bereiken, gedrag te voorspellen en te sturen. Banken, verzekeraars, gemeenten, energiebedrijven zijn ons aan het ‘dataficeren’. En wij werken mee: het is nieuw, makkelijk, fascinerend, en misschien sparen we er kosten en energie mee, en reistijd, en onze gezondheid.
Wat vermag en moet de politiek in dat nieuwe krachtenveld? Die vraag leg ik voor aan drie Nederlandse filosofen met uiteenlopende ideeën over technologie. De een staat bekend als een alarmist, de ander als pragmaticus die mens en techniek wil vermengen, en de derde denkt moeiteloos voorbij de menselijke soort. Ze schilderen vooral informatietechnologie als de sluipmoordenaar van het traditionele idee van politiek. Maar de politici zien zelf niet hoe informatietechnologie onze manier van leven verandert. En evenmin hoe zij er zelf aan meewerken.