Jos de Mul. Rzeczywistość wirtualna - pomiędzy technologią, ontologią a sztuką [Virtual reality between technology, ontology and art]. Przeł. M. Michałowska, Kultura Współczesna, 1999, nr 3, 13-14.

Summary: Wykorzystując ontologiczną refleksję Marina Heideggera z Bycia i czasu, autor przedstawia ontologię rzeczywistości wirtualnej (VR). Sprzeciwia się tezie Baudillarda o zanikaniu realności w wyniku oddziaływania VR. Zdaniem Jose’a de Mul jest to raczej ujawnianie się realności innego typu. W ramach tej realności nowego rodzaju rozdzielone od czasów kultury greckiej sztuka i technologia mają szanse zjednoczyć się ponownie.

The full version of this article has been published in English as: 'Virtual Reality as technology, ontology and art', in R. Riha (ed.) Aesthetics as Philosophy. Proceedings of the XIVth International Congress of Aesthetics. Part 1: Introductionary and Invited Papers, Ljubljana (ZRC SAZU) 1999, 165-184.

Gerry van den Broek en Jos de Mul. Tragisch ouderschap en de attitude van de ouderbegeleider. In: Systeemtherapie.Jrg.10, no. 2 (1998), 90-100.

Inleiding

De afgelopen decennia is het vak ouderbegeleiding ten onrechte in een verdomhoekje terechtgekomen. Veel hulpverleners die ouders begeleiden, oriënteren zich bij hun werk op theorieën en therapieën waarin geen specifieke aandacht wordt besteed aan ouderschapsproblemen. Deze worden versmald tot pedagogische problemen, of verward met persoonlijkheids- of relatieproblematiek. Dit doet afbreuk aan het specifieke karakter van de ouder als cliënt. 

Jos de Mul. Dilthey. Kritisch denkerslexicon. Aflevering 23. Houten (Bohn Stafleu Van Loghum). 1997, 1-16.

Biografie

Wilhelm Christian Ludwig Dilthey wordt op 19 november 1833 geboren in Bie­brich am Rhein (bij Wiesbaden). Wil­helms vader Maximi­lian Dilthey (1804-67), 'Oberhofprediger' van de graaf van Nassau en later deken, is een calvinistische theoloog met een grote interesse voor geschiedenis en politiek. Zijn moeder, Maria Laura Heusch­kel (1806-87), is de dochter van een kapel­meester en speel­t een belangrijke rol in de ontwik­keling van Diltheys grote liefde voor de muziek en de literatuur uit de vooraf­gaande periode, die niet zon­der reden als een hoogte­punt wordt be­schouwd van de Duitse cultuur. In zijn latere mu­ziek- en literatuur­histori­sche studies zal Dil­they steeds met een zekere nostal­gie terug­blikken naar het werk van kunste­naars als ­Goet­he, Schil­ler, Hölder­lin, Schlegel, Novalis en Beet­hoven.

Jos de Mul. The Virtualization of the world view. The end of photography and the return of the aura. In: The Photographic Paradigm. Lier en Boog: Series of Philosophy of Art and Art Theory 12 (1997), Amsterdam/Atlanta 1997, 44-56.

In the transformation of the modern into the postmodern culture,  information and communication technology play a crucial role. Digital technology has far-reaching implications for the central themes the discussions concerning the postmodern culture until now concentrated on: the transformation of human subjectivity and identity, the limits of scientific rationality and technical control, and, last but not least, the question of representation. In this article, I intend to explain the implications of digital technology for the last theme, based on an analysis of photography, a form of representation which, not without reason, occupies a special place in discussions on modernism and postmodernism. On the one hand, photography can be considered a typical modern form of representation because of its specific denotative status, in comparison with classical visual forms of representation such as painting. On the other hand, photography seems to be the paradigmatic example of the transformation of the modern concept of representation. The central questions which emerge time and again in discussions on postmodern deconstruction of representation, concerning authorship, originality and uniqueness, are all very closely connected with the nature of photography.(1) In this article, I will argue that the digitalization of photography turns the postmodern deconstruction of representation into practice.

Jos de Mul. Digitale media en cognitieve structuur. In: Rekenschap. Tijdschrift voor Wetenschap en Cultuur. Juni 1996, 97-105.

                                                    The role of the humanist is to cultivate a more than
ordinary reverence for the past, for tradition, while exploring every present
development for what it reveals about man which the past has not revealed. 

                                        Marshall McLuhan

In zijn Socrateslezing pleit Jo Groebel ervoor de ontwikkeling van communicatiemedia eerder als een continue evolutie dan als een revolutie op te vatten. Het is ongetwijfeld waar dat de huidige opmars van computergemedieerde multimedia en de koppeling van deze media in wereldomspannende netwerken zoals het World Wide Web niet uit de lucht zijn komen gevallen, maar veeleer de resultante zijn van een lange reeks technologische en culturele ontwikkelingen. Groebels analyse van enkele van de psychologische, sociologische en economische implicaties van deze 'nieuwe media' maakt evenwel duidelijk dat deze toch moeilijk anders dan revolutionair kunnen worden genoemd. Nu sluiten deze beide perspectieven elkaar niet noodzakelijk uit. Wanneer we de ontwikkeling van de cummunicatiemedia cultuurhistorisch en evolutionair-antropologisch beschouwen, dan laat zich in deze ontwikkeling een aantal stadia reconstrueren waarvan de opeenvolging zowel continuïteit als breuken vertoont.[1]  In dit artikel zal ik op basis van een cultuurhistorische en evolutionair-antropologische reconstructie de stelling verdedigen dat de computergemedieerde en in netwerken verbonden multimedia een nieuw stadium inluiden in de ontwikkeling van de cognitieve structuur van de mens. Onder 'cognitieve structuur' versta ik de complexe samenhang van onze geestelijke functies zoals waarnemen, denken, herinneren, verbeelden en leren. Uitgaande van de vooronderstelling dat het medium waarin deze geestelijke functies gestalte krijgen (mede) constitutief is voor de structuur en de inhoud daarvan, zal ik trachten aannemelijk te maken dat computergemedieerde media een transformatie van de bestaande cognitie structuur met zich meebrengen. Daartoe zal ik eerst de overgang van de schriftcultuur naar de computergestuurde multimediale cultuur, zoals die zich momenteel voltrekt, vergelijken met de overgang van de orale naar de schriftcultuur, zoals die zich enkele duizenden jaren geleden heeft voltrokken. Vervolgens zal ik de ontwikkeling van orale cultuur via schriftcultuur naar digitale cultuur trachten te verhelderen door haar in het perspectief te plaatsen van de cognitieve evolutie van de Homo sapiens.[2]

Jos de Mul. Die Fortgang über Kant. Dilthey and the Transformation of Transcendental Philosophy. In: Dilthey-Jahrbuch für die Geisteswissenschaften, No. 10 (1996), 80-103.

In his introduction to a recent Dutch translation of a selection of texts taken from Dilthey's never completed Kritik der historischen Vernunft (KhV), Jozef Keulartz claims that the four main motives of contemporary, postmetaphysical philosophy that Habermas distinguishes in Nachmetaphysisches Denken, already are fully present in the KhV.[1]. First, Dilthey developed in his KhV a new relationship between philosophy and the empirical sciences, in which philosophy had to give up its priviliged position and was forced to work together very closely with the empirical sciences. Second, Dilthey deprived human reason of its aprioristic and abstract character by emphasizing the finite and historical character of reason. Third, Dilthey inverted the classical relationship of theory and practice by reveiling that the roots of all knowledge are to be found in daily life. Finally, Dilthey undertook the attempt to overcome the philosophy of subjectivity, that dominated Western philosophy from Descartes and Leibniz to Kant and Husserl.

Jos de Mul. Camp of de emancipatie van de kitsch. In: Tmesis. Cahier voor Cultuur, nr 8 (1996), 122-131.

In het voorjaar van 1994 presenteerde Paul de Leeuw het Europese Song­festival voor de Nederlandse televisie. Volgens het `glos­sy magazine' Man, dat kort daarvoor een Speci­al aan het fenomeen camp wijdde, bezegelde dit feit de definitie­ve `vercam­ping' van de Nederlandse samenleving. Werd camp aanvankelijk vooral geas­socieerd met de homoseksuele sub­cultuur, inmiddels lijkt camp - de eman­ci­patie van het valse sentiment en de wansmaak tot het summum van verfijnd genoe­gen - overal te zijn doorgedrongen. De televisie be­dient iedere doelgroep: scholieren gniffelen om de wan­staltige acteerprestaties in Goede tijden slechte tijden, de `boppers' zappen op prime-time naar De schreeuw van De Leeuw, en ook de elitaire VPRO-kijker werd - voorbereid door de creaties van Wim T. Schippers - vlot over de streep getrok­ken met Kreatief met kurk. Dat het laatstgenoemde programma bovendien het Stedelijk Museum haalde, waar niet veel eerder het kunst­minnen­de publiek in de rij stond om Jeff Koons' porseleinen porno en roestvrijstalen kitsch te bewonderen, maakte duidelijk dat camp niet beperkt blijft tot de mas­sacul­tuur, maar ook in de wereld van de Kunst definitief is doorgebroken. Maar ook andere aspecten van de samenleving zijn niet aan de `vercamping' ontko­men. Met Gerard Reve's openlijke liefdes­verklaring aan Maria is ook het katho­licisme, dat overigens altijd al een rijke bron voor lief­hebbers van vals senti­ment is geweest, een campfenomeen gewor­den. De NCRV droeg op haar beurt met Klazien uut Zalk bij aan de `vercam­ping' van de gezondheidszorg. En met de begrafenis van discotheek-eigenaar Manfred Langer is camp zelfs in de uit­vaartindustrie doorgedrongen. Er kan geen twijfel over be­staan: camp is in. Het ver­baast dan ook niet dat Xandra Schutte onlangs in De Groe­ne Amsterdam­mer ver­zuchtte dat op dit moment `almost anything' camp is geworden en dat het begrip daar­mee volle­dig is uitgehold.

Jos de Mul. Disavowal and Representation in Magritte's La Trahion des Images. In: Filozofski vestnik, Vol. XVII, no.2 (1996), 107-126.

Abstract Taking René Magritte's painting La trahison des images as a star­ting point, this essay examines the role disavowal (Ver­leugnung) plays in the aesthetic expe­rience of visual represen­tations. It argues that aesthetic disavowal is closely related to sexual disavowal, as it is interpreted by Freud and Mannoni in their texts on fetis­hism. Next, this interpretation of aesthetic disavowal is related to the post­structura­list theories of repre­sentation of Lacan, Barthes and Derrida, resulting in a surrealist 'deconstructi­on' of the psychoanalytic and poststructu­ra­list theories of repre­sen­ta­tion.

Nothing is true about psycho-analysis except its exaggera­tion - Theodor Adorno

Perhaps psycho-analysis itself is the most suitable case for treatment by psycho-analysis - René Magritte

Jos de Mul. Over de noodzaak van de geschiedsfilosofie. Een reactie op G. Vanheeswijck, Hebben wij een geschiedenisfilosofie no­dig? In: De Uil van Minerva. Tijdschrift voor Geschiedenis en Wijsbegeerte van de Cultuur, Jrg.11, nr.4 (1995), 261-266.

In Hebben wij een geschiedenisfilosofie nodig? spreekt Guido Vanheeswijck over de post-hegeliaanse identiteitscrisis van de geschiedenisfilosofie. [1] Deze identiteitscrisis komt volgens Vanheeswijck voort uit de ambivalente houding die de post-hegeliaanse filosofie ten opzichte van Hegel inneemt. Enerzijds volgt zij Hegel in zijn waardering voor de historische dimensie van het denken, anderzijds wijst zij Hegels ontologisch-metafysische inter­pretatie ervan vrijwel zonder uitzondering af. Met name de historische school van Ranke en Droysen verzette zich tegen Hegels opvatting van de geschiedenis als een mondiaal vooruitgangsproces. Het onontkoombare gevolg van die reactie was de erken­ning dat alle waarden en normen cultuur- en tijdgebonden zijn. Met dit historis­me, nog steeds volgens Vanheeswijck, deed onvermijdelijk een ethisch en kentheoretisch relativisme zijn intrede. Werd dit relativisme door de historische school nog bedwongen door de voo­ronderstelling dat alle culturen uitdrukking zijn van eenzelfde goddelijke wil, met de voortschrijdende secularisering werd het tot een fundamenteel filosofisch probleem.

Jos de Mul. Modale fotografie. In: Fotonet. Tijdschrift van het Nederlands Foto Instituut (November 1995), 16-19.

Van 3 tot en met 26 november 1995 vond in Enschede onder de titel Obses­sies: Van Wun­derkammer tot Cyberspace de zesde Foto Biennale Enschede plaats. In tegenstelling tot de voorafgaande vijf, waarin telkens een confrontatie plaats vond tussen heden­daagse fotografie uit Nederland en een gastland, werd ditmaal gekozen voor de uitwer­king van een thema­tisch concept: de verschui­ving van analoge naar digi­tale fotogra­fie. Volgens Jos de Mul markeert deze ver­schuiving de geboorte van een moda­le fotografie.

Om ons heen voltrekt zich een revolutie, die ons leven op funda­men­tele wijze veran­dert. Waar de mo­derne cultuur van­af het midden van de zes­tiende eeuw in het te­ken stond van de mechani­sering van het we­reld­beeld, daar is nu sprake van een digitali­se­ring van het we­reldbeeld. De hoofdrol in deze digitale revo­lutie is weg­gelegd voor de com­pu­ter. De kracht van de computer - een ele­ktro­nische reken­machine die op zeer snelle wijze grote hoe­veelhe­den digitale in­for­matie kan verwerken - is vooral gelegen in het feit dat het een virtuele machine is, dat wil zeggen een machine die op basis van wis­kundi­ge algo­rit­men talloze -volgens sommigen zelfs alle - dynami­sche ver­schijn­selen in de we­reld kan simuleren en bovendien de ge­bruiker in staat stelt met deze simu­laties in inter­actie te treden. Zo is de PC waarmee ik dit artikel schrijf, afhankelijk van de ge­bruikte pro­gramma­tuur, een tekstverwer­ker, een CD-spe­ler, een re­kenma­chine, een reis­plan­ner, een multimedi­ale encyclope­die, een flipperkast en een apparaat waarmee ik e-mail kan verzenden, een biblio­theek kan raadplegen of een expositie in een on-line museum kan bezoeken.

Jos de Mul. Dichter op de divan. De psychoanalytische esthetica van Freud. In: Filosofie en kunst 2. Esthetica in de twintigste eeuw: Een andere Verstandhouding, Rotterdamse Filosofische Studies XVII, Rotterdam 1994, 43-58.

Men zou om twee redenen kunnen betwijfelen of Sigmund Freud (1856-1939) eigen­lijk wel thuishoort in een reeks artikelen over de twintigste-eeuwse esthetica.

In de eerste plaats kan men zich afvragen of Freud wel een filosoof ge­noemd kan worden. Zijn geestes­kind, de psy­choa­na­lyse, is immers primair een psycho­logi­sche en psychi­atri­sche theorie en prak­tijk. Er zijn echter goede argumenten te geven Freud toch in een filosofische reeks te bespre­ken.

Jos de Mul. De veelzijdige waarheid van Hegels these over het einde van de kunst. In: Onyx. Tijdschrift van de Faculteit der Wijsbegeerte Rotterdam (Zomer 1993), 8-16.

De Duitse filosoof Odo Marquard begint de inleiding van zijn boek Aesthetica und Anaesthetica met een vermakelijke anecdote, die ik u niet wil onthouden. Toen de auteur George Bernard Shaw op een bepaalde dag in de krant zijn eigen doods­bericht las, stuurde hij onmiddellijk een telegram naar de redactie van de krant met de tekst: "Bericht van mijn dood sterk overdreven". Volgens Marquard is het met de berichten over de dood van de kunst niet anders gesteld (Marquard 1989, 11). De these van het einde van de kunst be­hoort tot de nega­tieve eschato­logieën die onlos­maakbaar verbonden lijken te zijn met de huidige Fin-de-siècle cultuur. Nu onderscheiden eschatologische aankon­digin­gen, d.w.z. aankon­digingen van een naderend einde, de heden­daagse cultuur overigens niet wezenlijk van de vroegere of van niet-westerse cultu­ren. Met name religies heb­ben van oudsher visioenen belichaamd van het einde der tijden en, vaak daarmee verbon­den, van een be­staan aan gene zijde van het aard­se tranen­dal. De situatie in de (post)­moderne westerse cultuur lijkt zich voornamelijk van de andere te onder­scheiden doordat in de westerse cultuur na de dood van God de eschatolo­gie een voorna­me­lijk secu­lier karak­ter heeft gekre­gen en van een primair theo­logi­sche aange­legen­heid omge­vormd is tot een bij uitstek filoso­fisch genre. Een populair genre bovendien, dat kan niet worden ontkend. Welk einde is inmid­dels nog niet ver­kon­digd? Na de verkon­diging van het einde van de geschie­denis, van het milieu, van de mens, van de filosofie zelf zal de these van het einde van de kunst u waar­schij­nlijk niet als bijzonder verassend of origineel voorko­men.

Nieuws

Deze website wordt momenteel vernieuwd

Vanwege de transitie naar Joomla 5 en de JA Teline V Magazine template is deze website voorlopig onder constructie. De meer dan duizend items die betrekking hebben op mijn publicaties, lezingen en media-optredens zijn weliswaar nog steeds allemaal te raadplegen, maar bij een deel (veelal oudere) items moeten tekst, afbeeldingen en/of audiovisuele clips opnieuw of alsnog worden toegevoegd. Klik voor details over de opbouw van deze website en het gebruik van de nieuwe database annex zoekmachine de LEES MEER button.

Nieuwe druk Kunstmatig van Nature: juni 2024.

Vanaf de derde druk verschijnt Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0 bij Uitgeverij Boom. Delen van dit boek behoren tot de VWO eindexamenstof Filosofie  2024 t/m 2028, die de vraag naar de mens in relatie tot wetenschap en techniek als thema heeft.

Onlangs verschenen

Boek van de dag

Doorzoek deze website

Contactinformatie