Imagination, Images, and Imaginaries
Jos de Mul & Alberto Romele. Imagination, Images, and Imaginaries. A Dialogue with Jos de Mul, In: José Higuera Rubio, Alberto Romele, Sarion Ridrighiero & Celeste Pedro (eds.) From Wisdom to Data. Philosophical Atlas on Visual Representations of Knowledge. Porto: University of Porto Press, 2022, 35-44.
1. Imagination
Alberto Romele: The first part of this dialogue is focused on the notion of imagination. It is from your work (to which I would add the work of Paul Ricoeur) that I have learned that (1) imagination is not creatio ex nihilo, but rather recombination and (2) imagination is always technologically (and digitally) externalized. I am thinking, for instance, of your 2009 article “The Work of Art in the Age of Digital Recombination”. Could you tell me a little bit more about your understanding of imagination, its relationship with technology, and the importance you attribute to authors like Kant, Dilthey, and Cassirer in your research?
Jos De Mul: I have been writing a new book on database for some time now. The reason why the book is still not finished is that it completely went out of hand in a way when I rediscovered Cassirer. I wrote an additional chapter on Cassirer and it's about 90 pages now, so it's almost a complete book on Cassirer now. But it was important for me because all things fell in that place. The first chapter of my book is called “The Medialization of Experience”. And I start with Kant in the book.
2022-06-23 (De Groene Amsterdammer) De mens als open vraag. Het Europese oorlogsdilemma
Jos de Mul & Julien Kloeg. De mens als open vraag. Het Europese oorlogsdilemma. De Groene Amsterdammer. Nr. 25, 23 juni 2022, 46-51.
De brute invasie van Oekraïne door Rusland, zo valt alom te vernemen in de media, heeft Europa doen opschrikken uit een aangenaam-vredige, maar nogal naïeve illusie die ruim vijfenzeventig jaar heeft geduurd. Hoewel daarbij de bloedige burgeroorlog die enkele decennia geleden de Balkan verscheurde lijkt te worden vergeten, is de verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog wel te begrijpen. Het is immers – net als de invasie van Polen door Nazi-Duitsland in 1939 – opnieuw een grootmacht die een kleiner land aanvalt en daarbij, door vernietiging van steden en medische voorzieningen en het doden, verkrachten en deporteren van burgers, rücksichtslos internationaal oorlogsrecht en mensenrechten schendt. En ook nu is er de angst dat het niet bij de invasie van één land zal blijven.
De ironie wil dat de invasie ditmaal niet geschiedt uit naam van het nazisme, maar volgens de agressor als doel heeft het nazisme in Oekraïne te vernietigen. De overeenkomsten tussen het nazistische ideologie en die van Poetin zijn evenwel opvallend. Bijzonder instructief is Poetins, op het op het fascistische gedachtengoed van Lev Goemiljov en Alexander Doegin gebaseerde essay ‘Over de historische eenheid van Russen en Oekraïners’, dat 12 juli 2021 op de website van het Kremlin verscheen. Hierin verdedigt Poetin de Roesski Mir, de hereniging van de Groot-, Klein- en Wit-Russische ‘broedervolken’ op historische gronden. Ze vormen samen een ‘superetnos’, dat de incarnatie vormt van de steppevolken die in de loop van de eeuwen Eurazië hebben bevolkt en daar een superieure cultuur hebben gevestigd. De broedervolken zijn verbonden door een gemeenschappelijke oertaal, bloedbanden en de orthodox-christelijke religie. Deze cultuur wordt nu evenwel bedreigd door de legalistische westerse cultuur, die sinds enkele decennia Oekraïne vergiftigt met decadente liberale ideeën zoals ‘zogenaamde gendervrijheden’.
De voormalige Oekraïense president Petro Porosjenko vergeleek Poetins essay met Hitlers Sudetenland-speech die in 1938 vooraf ging aan de onderwerping van Tsjecho-Slowakije door Nazi-Duitsland. En er is nog een overeenkomst. Hoewel Rusland het woord ‘oorlog’ krampachtig vermijdt, plaatste de invasie van Oekraïne Europa voor de onontkoombare keus zich wel of niet in een (proxi)oorlog met de agressor te storten. Hoewel de publieke discussie wordt beheerst door de angst dat Europa daarmee een Derde Wereldoorlog riskeert, roept de Russische invasie ook de meer principiële vraag op of en in welke mate een liberaal-democratische rechtsstaat gerechtigd is militaire middelen in te zetten om de vernietiging van de eigen of een bevriende democratische rechtsstaat te voorkomen.
2022-03-31 (De Groene Amsterdammer) Help, ik ben een database!
Jos de Mul. Help, ik ben een database. De Groene Amsterdammer,. Nr. 13. 31 maart 2022, 46-49
Mensen zijn ondoorgrondelijke wezens. Dat geldt niet alleen de ander, maar ook onszelf. ‘Wij mensen van de kennis, we kennen onszelf niet’, zo vangt Nietzsche zijn Genealogie van de moraal (1887) aan: ‘We blijven onszelf nu eenmaal noodzakelijkerwijze vreemd.’ Dat klinkt contra-intuïtief. Zijn wij van alle dingen niet het meest bekend met onszelf? Dat mag zo zijn, maar te denken dat dit tot zelfkennis leidt, is volgens Nietzsche de moeder van alle dwalingen. In zijn datzelfde jaar gepubliceerde De vrolijke wetenschap legt hij uit waarom dit zo is: ‘Het bekende is het gewone; en het gewone is het moeilijkst te ‘doorzien’, dat wil zeggen, als probleem te zien, dat wil zeggen als vreemd, als ver, als ‘buiten ons’ te zien.’
Metaforen van de mens
Is dat de reden dat we in onze pogingen onszelf te doorgronden van oudsher hebben vergeleken met en onderscheiden van wezens die buiten ons liggen, zoals onsterfelijke goden en dieren? Sinds de opkomst van de moderne techniek en de daarmee gepaard gaande mechanisering van het wereldbeeld is de machine een geliefde metafoor geworden. Een eeuw nadat Descartes de werking van het menselijk lichaam in louter mechanistische termen beschreef, maar daarbij – wellicht uit angst vanwege ketterij vervolgd te worden – een uitzondering maakte voor de onsterfelijke, immateriële ziel, reduceerde Julien Offray de La Mettrie in zijn – voor alle zekerheid anoniem gepubliceerde – De mens een machine (1748) ook de menselijke geest tot een product van materiële processen. Volgens De la Mettrie zijn wij net als andere dieren louter machines, hoogstens wat complexer. Of, zoals Daniel Dennet, een hedendaagse volgeling van La Mettrie, het uitdrukt, natte robots (moist robots).
Het is een bijzonder vruchtbare metafoor gebleken, die de moderne geneeskunde vleugels heeft gegeven. Metaforen zijn meer dan een ‘ornamentele vernis’. Het zijn cognitieve instrumenten, die ons niet alleen helpen onbekende of ongrijpbare zaken in concepten te vangen, maar ze oriënteren ook ons handelen. Door het hart als een mechanische pomp op te vatten, werd niet alleen een nieuw begrip mogelijk van de bloedsomloop, maar het opende ook de weg om, net als bij machines, kapotte onderdelen, bijvoorbeeld een defecte hartklep, te repareren of te vervangen. Het heeft een paar eeuwen geduurd, maar in november 2021 werd in het Medisch Centrum Utrecht zelfs voor het eerst een compleet mechanisch kunsthart bij een patiënt geplaatst. Daarmee werd de conceptuele metafoor tot wat we met filosofe Katharine Hayles een materiële metafoor zouden kunnen noemen. Een tot realiteit geworden denkbeeld. De mens is geen machine, maar wordt aan de leiband van de metafoor letterlijk tot machine gemaakt.
The Total Turing Test. Eastern versus Western robotics
Jos de Mul. The Total Turing Test. Robotics from Japanese and European perspectives [Translation of the Japanese original: ジョス・デ・ムル . 総合的チューリング・テスト ─日本的観点およびヨーロッパ的観点からロボティクスを考える─ Ritsumeikan Studies in Language and Culture. Vol.31 (2020), Vol.32, no.2, 95-107.]
It’s a great honor and pleasure to be here again at the Graduate School of Sociology of Ritsumeikan University. I have wonderful memories of my 2016 stay in Kyoto as a guest professor.[1] It was a privilege to work with my Japanese colleagues – especially Yuko Nakama, with whom I have collaborated in the past decade in different projects about landscape and space – and to discuss with the students who attended my course at Ritsumeikan, on the relevance of Greek tragedy for understanding the human condition in our present, high-technological world. During my stay in 2016 I also spent quite some time researching android robotics in the Kansai region. Especially interesting were the visits to the Hiroshi Ishiguro Laboratories in the Advanced Telecommunications Research Institute International (ATR) in Kansai Science City.
Although the subjects mentioned – landscape, tragedy, and robotics – seem to be quite diverse, my research in these fields share a comparative approach, bringing in dialogue Eastern and Western, more particularly Japanese and European perspectives in these three domains. In each of these domains we find striking similarities as well as fundamental differences. In my lecture today I hope to demonstrate this, taking the so-called Turing Test as starting point for a reflection on the similarities and differences of Asian and Western perspectives on and attitudes towards robotics.
In the first part I will analyze three recent Western science fiction movies in which the Turing test plays a prominent role. Although all three movies are fiction films, they reveal some important characteristics of the Western view on robotics. In the second part I will contrast the Western approach with the way the Turing Test is approached in Japanese robotics, more particular in social android robotics. Hiroshi Ishigiro’s ERICA (ERato Intelligent Conversational Android) will be my main example. In the third and final part I will I will argue that, in the final analysis, the difference in approaches in Western and Eastern robotics is closely connected with different religious worldviews, which even in a secularized world still inform robotics and AI research at a fundamental level.