Neen, bij zoveel nonsens mogen we niet zomaar de schouders ophalen. Of zoals Popper het kort na de Tweede Wereldoorlog opschreef in zijn geroemde boek De open samenleving en haar vijanden: “Onbeperkte tolerantie moet leiden tot het verdwijnen van tolerantie. Als we onbeperkt tolerant zijn, zelfs jegens hen die zelf intolerant zijn, als we ook niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie.”
Loopt het, ondanks Trump en het jihadisme, zo'n vaart? De Mul maakt een onderscheid tussen werkelijkheid en perceptie. “Als ik kijk naar Nederland en zie hoe het politieke debat er kantelde onder druk van de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, dan vind ik toch dat het beeld niet helemaal met de realiteit overeenstemde. Buitenlandse collega's spraken me aan omdat ze dachten dat er in Nederland een soort burgeroorlog aan de gang was, terwijl de alledaagse werkelijkheid gewoon is blijven doorgaan. Ik ga vandaag nog altijd naar mijn Turkse kruidenier, die mij nog altijd even vriendelijk begroet. En ik kan het nog altijd prima vinden met studenten van niet oorspronkelijk Nederlandse komaf. Maar als je naar de media kijkt, krijg je de indruk dat het allemaal de foute kant is opgegaan.”
Wel geeft De Mul toe dat onze werkelijkheid veel meer dan vroeger een mediale en multimediale werkelijkheid geworden is. “Heel veel mensen zijn algauw een paar uur per dag op sociale media bezig. In die zin zijn die media bepalend geworden voor de realiteit waarin ze leven, jazeker.”
De verleiding is dan ook groot om het internet met alle zonden te beladen. “Maar”, waarschuwt professor Jeroen Van Laer (Universiteit Antwerpen), “de heftigheid op Twitter en Facebook is de schuld van die sociale media niet, wel van de manier waarop wij ermee omgaan. Op het eerste gezicht lijkt het internet een democratisch medium omdat om het even wie een account kan aanmaken en alle stemmen er op hetzelfde niveau spreken. Als je echter dichterbij komt en ziet hoe iedereen in zijn eigen hokje zit en amper uitgedaagd wordt om de eigen argumentatie aan te passen, dan kun je die virulentie wel verklaren. Ze spruit voort uit de cocooning en fragmentering van de gebruikers, én uit de snelheid, bondigheid en kracht waarmee de dingen, alleszins op Twitter, moeten worden gezegd.”
Veel gebruikers van sociale media hebben het zelf al meegemaakt: ze drukken te snel op de knop en moeten daarna redden wat er nog te redden valt. Het is wat ook Donald Trump overkomt als hij zijn ochtendhumeur afreageert en klinkklare onzin de wereld in tweet.
Voor de niet-Trumpianen is het inmiddels bruusk ontwaken geworden: zij hebben jaren lang in een filterbubbel geleefd, onbekend met wat er in het andere deel van de bevolking omging. “Voor- en tegenstanders van Trump vertoeven in volstrekt gescheiden werelden,” zegt De Mul. “De kijkers van Fox komen met geen enkel medium in aanraking dat ze met niet-Foxkijkers delen. In de VS is de scheiding volkomen.”
In Nederland speelt de tweedeling ook, maar veel minder, aldus de filosoof. Meer nog, uit een studie van het Sociaal Cultureel Planbureau, uit 2014, blijkt dat onze noorderburen, of ze nu hoog- of laagopgeleid zijn en al dan niet wortels hebben in de migratie, nog altijd massaal naar hetzelfde avondjournaal kijken op televisie. De Mul: “De informatieluchtbel waardoor een eendimensionaal wereldbeeld ontstaat, blijft hier dus een pak kleiner.”
De samensmelting van politiek ongenoegen en technologische middelen, incluis voorselecterende algoritmen, verklaart het geroep maar voor een deel. Er is een derde element in het spel, dat met individualisering en persoonlijkheid te maken heeft.
In het fijne Italiaanse blad Neural, dat over nieuwe media gaat en ook in het Engels verschijnt, noemt game-ontwerper en cyberkunstenaar Paolo Pedercini onze honger naar 'likes', 'shares' en positieve commentaren “het Darwiniaanse bestanddeel van de aandachtseconomie”. “Als iedereen voortdurend communiceert,” schrijft Pedercini, “is iedereen ook permanent de concurrent van de ander.”
Mensen, ook politici en opiniemakers, zijn bijgevolg uiterst gevoelig voor de goedkeuring door of zichtbaarheid voor hun medemens. Velen vinden dat hun persoonlijke succes afhangt van hun bijval op de sociale media. Psychiaters hebben het in dat verband over onze innerlijke behoefte om toch maar niet vergeten te worden, een beetje zoals de ansichtkaarten vroeger. Commentaar lozen op sociale media wordt op die manier het zoeken naar een reddingsboei, naar virtuele verlossing voor een wereld waarin elk reëel ingrijpen onmogelijk geacht wordt. Vandaar naar de overconsumptie is het maar een stap. Of zoals de Franse klinisch psycholoog Thomas Gaon van het Observatoire du Monde Numérique dans les Sciences Humaines (OMNSH) het onlangs in Libération nog vatte: “Zoals bij elke verslaving ontstaat het risico dat we de buitenwereld vragen om ons lege binnenste te vullen.”
In de 17de eeuw dacht filosoof René Descartes dat we die laatste klus alleen wel aankonden, en dat kritisch en redelijk denken de hoofdvoorwaarde was om er als mens te staan. Vandaag komt Descartes' Cogito ergo sum echter aardig in de buurt van een Clamo ergo sum: “ik schreeuw, dus ik ben.” Of nog, zoals de titel van een in Nederland verschenen boek luidt, 'Ik twitter, dus ik besta!'
Naar de relatie tussen individu en sociale media is, zeker in de VS, veel onderzoek geleverd, onder meer door het Pew Research Internet Project en Keith Hampton van Rutgers University. Maar echte eenduidigheid is er nog altijd niet: zijn hoogopgeleiden inderdaad terughoudender dan lager opgeleiden? Zijn schuchtere mensen ook op Facebook schuchter? Of maakt de mogelijkheid om zich achter een pseudoniem te verschuilen hen daar net mondig? Doen mensen die thuis, op straat en op het werk het hoogste woord voeren dat ook op sociale media? En sluiten ze zo vaker andere meningen uit dan in het 'echte' leven?
Opmerkelijk is alleszins wat Pew in een studie uit 2014 de 'spiraal van de stilte' heeft genoemd: als mensen een andere mening hebben dan het gros van hun vrienden op de sociale media, dan houden ze die liever voor zich. Iedere vorm van dissidentie raakt gaandeweg verstikt. De luidste roepers krijgen vrije baan en ondergraven de democratische slagkracht van het medium.
“Die scheldpartijen zijn niet productief voor de democratie, maar de meerwaarde van het internet ligt dan ook niet in de eerste plaats in de verbetering van het democratisch debat,” merkt Van Laer op. “Het ligt wél in de veelheid aan stemmen die aan bod komen. In het traditionele medialandschap had je monopolies van figuren of stromingen die het voor het zeggen hadden, dat is vandaag minder het geval. Als het potentieel van het internet voluit gebruikt wordt, levert dat vast en zeker resultaat op. Daar liggen ook kansen voor klassieke media, die een modererende rol van waakhond kunnen vervullen. Met dat soort moderatie heeft bijvoorbeeld de BBC al geëxperimenteerd.”
In Nederland, constateert Jos de Mul, lijkt de multimediale hitsigheid inmiddels alweer over haar kookpunt heen. “Steeds meer burgers komen tot het inzicht dat al dat gescheld geen verrijking is en geen groter wederzijds begrip oplevert. Er ontstaat een nieuwe behoefte aan een beschaafd debat en aan respect. Er zijn nog altijd grote tegenstellingen, maar de scherpe, emotionele beladenheid wordt door steeds meer mensen als een nadeel ervaren.”
De trend is op diverse vlakken zichtbaar, zegt De Mul. “Zo zie je de populariteit van Twitter alweer afnemen. 'Ik kijk er niet langer naar,' zeggen mensen, 'wat zou ik er mijn tijd nog aan besteden?' Je merkt het ook in de verkiezingen: in Nederland presteerde Geert Wilders onder de verwachtingen, in Frankrijk scoorde het Front National minder goed dan verwacht en in Duitsland zullen we straks vermoedelijk hetzelfde zien: mensen weten onderhand waar Trump voor staat en dat heeft zo zijn effect.”
Wordt het rustiger op de sociale media? De Mul heeft nog een bijkomende reden om aan te nemen van wel. “Bij een nieuw medium duurt het altijd even voor er een duidelijke etiquette ontstaat. Maar langzamerhand zie je patronen groeien en hebben mensen door hoe ze zich het best gedragen. Dat zag je ook bij het mobieltje al: hoe gebruikers hun toestel steeds vaker gingen uitzetten tijdens het vergaderen of op restaurant, hoe ze stiller gingen praten op de trein en noem maar op.”
Of Vlaanderen straks de weg van Nederland inslaat, valt nog te bezien. “Twitter is inderdaad geen succesvol medium,” beaamt Van Laer, “en het biedt geen representatief beeld van de samenleving. Dat er alsnog zoveel om te doen is, komt omdat het bevolkt wordt door mensen met een bepaalde positie in de off-linewereld: politici en journalisten bijvoorbeeld. Burgers die die tweets niet direct volgen, zien ze alsnog voorbijkomen op Facebook of in de mainstream media.”
Anders gezegd, en de recente voorbeelden uit de inleiding spreken voor zich: dit land heeft nog wel een straatlengte te gaan. Toch moet er ook hier leven zijn na het lawaai.